Hoe teken je fotorealistisch?
Er zijn 2 dingen die bepalen hoe fotorealistisch je tekent: hoe je kunt vervagen, dus schaduwen tekenen, en natuurlijk het formaat waarop je de tekening maakt.
In het kort:
- hoe je kunt ‘vervagen’
- en (deels) formaat.
Eigenlijk logisch. Hoe groter je tekent, hoe meer je kwijt kunt. Maar, hoewel formaat een punt is, ga ik dat toch tackelen. Licht, belichting, is wat een tekening levensecht maakt. En dat licht is op je platte vlak: het wit van het papier. (of een ander hulpmiddel waarmee je wit, dan wel licht vlekken maakt)
In dit artikel ga ik je 3 verschillen laten zien tussen ‘gewoon ‘realistisch’ en fotorealisme. Dat doe ik met een aantal portretten waarin ik die tekentechnieken gebruikte. Hiermee ga je zien dat materiaal voor een belangrijk deel er voor zorgt of je wel of niet fotorealistisch tekent.
Kort overzicht van de onderwerpen:
- Het verschil in grote lijnen
- Punt 1 Hoe je een tekening bekijkt
- Punt 2 Materiaal
- Punt 3 Dat waar fotorealisme mee valt of staat
In grote lijnen
Het verschil in grote lijnen is dat je gaat voor de ‘fotogelijkenis.’ Dat betekent dat je keus voor materiaal als papier en potlood en wat je met grafiet kan er voor zorgt of het wel..of niet lukt. Tenslotte wil je dat het grafiet zich zo gedraagt dat het er uiteindelijk uitziet als een foto.
Wanneer je met potlood strepen trekt over het papier, of je gaat ‘inkleuren’ zit je nog niet eens in de buurt van iets wat op een foto zal lijken.
Daar komt bij de factor tijd. Je ziet ze vast weleens, die timelaps filmpjes van super realisten, 200 uur is geen uitzondering. En dat komt vooral omdat je zo’n tekening opbouwt in lagen. Alleen dan kun je die prachtige schaduw verlopen van licht naar donker en omgekeerd natuurlijk, voor elkaar krijgen.

Hoe je een tekening bekijkt
In bijna geen enkele cursus of boek over portretten tekenen kom je hier iets over tegen. Dat heeft een reden: a) het gaat niet over tekenen en b) onderschatting. Het gaat om hoe je tegen je tekening aankijkt. Of soms tegen op ziet als je de klus voor je hebt….
Meestal ben je vooral bezig met het eindresultaat. En dat is voor alle tekeningen die je maakt een onnodige berg. Het eindresultaat komt pas nadat je vele kleine stukjes resultaat voor elkaar hebt. Al dan niet met de nodige problemen die je oploste.
Nou, met fotorealisme heb je dat in de overtreffende trap. Je kunt, zeker als je op een groot formaat gaat tekenen, niet meer het geheel tegelijk overzien of er aan werken.
Dat zie je ook vaak op YouTube, hoe fotorealisten uren op een klein vlakje aan details kunnen werken.

Waar begin je dan mee?
Als het om enkel een gezicht gaat zou ik met de ogen beginnen en die zover mogelijk uitwerken. Dan heb je een goed idee waar de rest van de schaduwen naar toe moeten en nog een voordeel: zijn de ogen niet goed, gaat er tenminste niet uren werk in de prullenbak.
Hoe teken je de verhoudingen op grotere formaten?
Ja, dat is een puntje natuurlijk. Groot betekent dan ook weer: onoverzichtelijk. Krijg de verhoudingen maar eens goed op een vierkante meter papier.
Omdat je nu 2 dingen tegelijk gaat doen: 1) je zoekt naar de gelijkenis in het gezicht en 2) ga je die ook nog eens vergroten.
Omdat ik er niks voor voel om uitgebreid met gum tekeer te gaan op mooi tekenpapier maak ik schetsen op vellen papier van 50 x 70 cm. Net zolang tot het goed is. (Ik weet ook dat ik gaandeweg nog wel wat puntjes zal aanpassen. Dus voor mij hoeft zo’n allereerste schets ook niet perfect te zijn.) Kijk, en mocht de schets niet ineens lukken, maakt nu niet uit. Goedkoop papier dus ik kan gummen tot ik een ons weeg.

En dan, de lightpad.
Leg dat onder de schets, tekenpapier er boven en je bent er. Je ziet wel vaker, dat fotorealisten met van die rasters in de weer zjin. Maar dat lijkt mij voor een portret helemaal niks. Alleen al dat mega gedoe.
En bovendien, maar ik geef toe, is persoonlijk, al dat meten komt een tekening niet ten goede. O.k. heb je een punt als je zegt: ‘Hoeft ook niet het moet gewoon op de foto lijken. ‘
Materiaal
Materiaal omdat wil je echt fotorealisme je beter kunt afstappen van de meest gebruikelijke manieren. En de switch maken naar het werken met doezelaars, doekjes, kwasten en zo, het van te voren bedenken hoe licht of hoe donker je een vlak maakt en daarnaast ook inschatten wat het doet als je gaat doezelen met de toonwaarden. (bij doezelen, zeker als je wat harder drukt, worden toonwaarden donkerder.)
Nou, hoe dan wel? Wat dacht je van kwasten, watten en tissue. Ja, allemaal ‘hulpjes’ die je vaak al in huis hebt en..die ieder hun eigen effecten hebben op het papier.
Er gaat een wereld voor je open, ach ja, lekker dramatisch geschreven maar echt, begin daar mee en je ontdekt dat je nog veel meer met grafiet kunt dan je wellicht eerst dacht.

O.k. soms lijkt het uitwrijven van grafiet een prachtige en snellere oplossing maar als met alles: makkelijk en snel zijn nu eenmaal geen vrienden van nauwkeurig en goed.
Dat betekent: tekenen in lagen. Waar mee je die super realistische verlopen van licht naar donker krijgt. Net een foto… En dat is nou ook precies:
Waar fotorealisme mee valt of staat
Wat bij realistisch tekenen al zo is telt nog meer bij fotorealisme. Met gewone grafietpotloden is donkergrijs het best haalbare. Als je niet met je volle gewicht op je potlood gaat hangen dan. Maar ja, dat heeft weer als nadeel, niet alleen dat je potlood knakt als een luciferstokje maar vooral: je kunt niet in lagen tekenen en dat is nou juist wat fotorealisme maakt.
Het antwoord waar fotorealisme mee valt of staat is dan ook hoe je kunt ‘vervagen.’ Nou ja, in het Engels klinkt het beter: ‘shading’ O.k. als je het vertaalt: ‘En wat ben jij aan het doen?’ ‘Nou, ik ben aan het verschaduwen…’ Zeg maar niks meer
Waar ga je op letten als je gaat vervagen of doezelenen.
- Het wit van het papier
- contrast
- patronen
Wit van het papier
Licht maakt leven ook op papier. Dat zie je vooral terug in reflecties als bij de ogen.
Zie het verschil….
Wanneer je fotorealistisch gaat tekenen is het belangrijk dat je weet hoe het wit van het papier een rol blijft spelen. Dat doe je door de opbouw van het portret te tekenen in lagen. Waarbij de technieken die je gebruikt ervoor zorgen dat het wit tot in de bovenste laag zichtbaar blijft.
Contrast
Met het wit van het papier maak je reflectie. Licht dus. En dat brengt ‘leven’ in je tekening. Hoe groter, hoe realistischer. Dat is ook verraderlijk, meer details kan ook meer chaos worden
Ons oog is gevoeliger voor contrast dan voor kleur. Meer contrast is meer fotorealisme. Het tekenen van verlopen tussen licht en donker maakt of breekt of een tekening realistisch overkomt.
Patronen
Met patronen creëer illusie. En bespaart je veel werk, je maakt zo een tekening automatisch af. Onbewust. Als je huid goed bekijkt bestaat dat uit grijstinten en een hoop witte en lichte plekjes. Dat is het.
Maar wanneer je die lichte plekken beter gaat bekijken zie je dat die niet altijd random verspreid zijn. Er zit een patroon in. Die meegaat met de vorm van de huid.
Hoe ziet dat er dan uit in de praktijk?
Dat kan ik je het best laat zien met dit voorbeeld:

Conclusie
Fotorealistisch tekenen hangt vooral samen met de keus van je materiaal. Soort papier maar ook wat je aan kwasten en doezelmethoden kent. Formaat speelt wel een rol, want ja, hoe groter, hoe meer gedetailleerd je kunt tekenen. Maar voor een foto uitstraling op zich maakt het formaat niet echt uit. Wat je aan het voorbeeld hieronder ziet. Dit hoofd is amper 16 cm groot.


Dan blijft nog over? Wie van de 3?
Welke van deze is nu de tekening en welke de foto? Nou ja, eentje knalt er natuurlijk uit, die uit 2012, lijkt nog zelfs niet op een echt oog. Maar waar het om gaat: je ziet wat tekentechniek doet. 3 is de tekening.



Succes met tekenen vandaag en groeten uit Helmond,

Portrettekenen met Net Echt
Het is met portret tekenen net als met een goed recept. Weten wat erin moet maakt je nog geen master.
Maar hoe je die ingrediënten gebruikt, dat is wat telt
Met echt gedrukt boek op a4 formaat